Er wordt vaak getwijfeld of we nog wel zulke strenge winters krijgen zoals vroeger. Alom is men van mening dat door klimaatverandering de winters zachter worden en de kans op sneeuw, ijs en Elfstedentochten steeds kleiner. Dus klopt menig hart van winterliefhebbers sneller nu het er op dit moment (8 februari) naar uitziet dat ons een aantal dagen met zeer strenge vorst te wachten staat, terwijl ons hele land bedekt is onder een dikke laag sneeuw. Zou het dan toch nog eens gebeuren? Zo’n magische Elfstedentocht, al sluit het kabinet dit uit door corona maatregelen? De laatste keer dat de tocht gereden werd dateert van 1997. Die sneeuw en kou doen mij regelmatig mijmeren over en verlangen naar die winters van vroeger.
In mijn herinnering lag er in de jaren dat ik opgroeide (‘50, 60 en ‘70) elke winter wel een aantal dagen sneeuw en konden we iedere winter schaatsen op sloten en plassen. Ik was zelf een grote schaatsliefhebster en verdiende mijn eerste kunstschaatsen met mijn eerste vakantiebaantje. Daarvoor moest ik het met de Friese doorlopers van mijn vader doen. Wie weet nog hoe koude handen je kreeg als je steeds opnieuw die bevroren banden moest strikken omdat die altijd los gingen zitten na een paar baantjes? Als het een paar dagen gevroren had fietste ik elke avond na het eten naar onze plaatselijke ijsbaan om te kijken of hij al open was. Wat een feest als ineens bleek dat het ijs dik genoeg was, de lampen brandden en de muziek over het ijs schalde. Schaatsen! Je ging snel op zoek naar vriendinnen en was helemaal in de wolken als je die leuke leraar van school tegenkwam! Mijn moeder was in februari jarig en regelmatig kon de visite niet komen omdat het gesneeuwd of geijzeld had. Ik weet nog hoe ik in 1956 op mijn moeders verjaardag uit school naar huis liep en dat de sneeuw toen tot mijn knieën kwam. Maar de meest koude herinneringen heb ik aan de legendarische winter van 1963, de koudste van de vorige eeuw die maar liefst tien weken duurde. Deze begon op 22 december en duurde tot en met 3 maart. In de nacht van 2 op 3 maart werd mijn jongste zusje geboren, de eerste nacht dat het niet gevroren had. Er lag veel sneeuw, vooral in het noordoosten van ons land en kou en sneeuw brachten naast pret ook veel narigheid mee. Dorpen en automobilisten raakten ingesneeuwd, groenten en aardappelen waren op of bevroren, er kwam zout water uit de kraan en veel ouderen en mijn hoogzwangere moeder kwamen maanden niet buiten. Ook onze voorraad aardappelen in de schuur was bevroren en niet meer te eten en dus gingen we over op rijst met tutti frutti, wat wij niet lekker vonden. Het was moeilijk om het huis warm te krijgen. De kolenvoorraad was snel op, en nieuwe moeilijk te krijgen. Bovendien brandde de kachel alleen in de kamer en niet boven in de slaapkamers. Hoewel we niet echt arm waren, hadden we ’s nachts niet voldoende dekens om warm te blijven en haalde mijn vader ’s avonds alle jassen van de kapstok om ons extra toe te dekken. Met een neef reden we op een avond naar het strand, hoe ongelooflijk stil was het daar. Het beeld van die bevroren Noordzee met al die ijsschotsen zal me altijd bij blijven.
Begin januari waren in West-Europa al achthonderd mensen omgekomen door het winterse weer. Op 18 januari 1963 daalde de temperatuur tot -21 C en juist die dag werd de Elfstedentocht gereden. Door een harde, stormachtige oostenwind lag de gevoelstemperatuur nog een stuk lager. Van de 9294 toerrijders die begonnen, volbrachten slechts 69 de tocht. Gelukkig vielen er geen doden, maar wel waren er veel botbreuken en bevroren lichaamsdelen. De legendarische winnaar van de tocht, Reinier Paping, kwam na ruim tien uur aan. Hallucinerend en onderkoeld. Pas in 1985 kon er een nieuwe tocht worden gereden. Meer winterse verhalen, bijvoorbeeld over het schaatsen in Harmelen en het rijden van een Elfstedentocht vindt u elders in dit winternummer.